Vallen
Onder constructie.
KLEMVALLEN
PLAKKERIGE VLIEGENVANGERS
BEKERVALLEN
BLAASJESVALLEN
Venus Vliegenval
1. insect landt op val:
meer dan 1 van de sensorharen aan de binnenkant van de bladeren van de
val
worden aangeraakt.
2. val slaat snel dicht, insect is gevangen.
3. insect probeert te ontsnappen:
bewegingen stimuleren val om zich nog dichter te sluiten.
4. plant maakt verteringssappen:
voedingsstoffen uit insect worden geabsorbeerd.
5. val gaat na een week weer open.
6. uitgedroogde vlieg spoelt weg met regenwater.
Vetbladen
1. insect wordt aangetrokken
door
glinsterend slijm dat het hele blad bedekt.
2. insect blijft plakken aan het slijm.
3. blad krult een beetje naar binnen om te voorkomen
dat
het insect wegspoelt.
4. insect wordt verteerd.
Zonnedauw
1. Insect wordt aangetrokken
door
glinsterende druppels, landt op blad.
2. insect blijft plakken, en vecht om vrij te komen.
3. beweging stimuleert plant en tentakels buigen
langzaam
om insect heen.
4. bij sommige zonnedauwen rolt het hele blad
langzaam
om de insect heen.
5. plant maakt verteringssappen:
voedingsstoffen uit insect worden geabsorbeerd.
6. verdroogde vlieg blijft achter op blad.
Trompetbekerplante
Cobralelie
Australische bekerplanten
Tropische bekerplanten
(Nepenthes)
Zonnebekerplanten
1. Insect wordt gelokt door felle kleuren of nectar.
2. Insect landt op val, kruipt naar binnen en:
• glijdt de val in door gladde schubben en naar
beneden
wijzende haren in de val.
• Of: insect kan weg naar buiten niet vinden door
valse
uitgangen (lichtvensters) in val, en valt uiteindelijk in de val.
3. Insect valt in de vloeistof onder in de beker,
verdrinkt
en wordt verteerd door bacteriële actie en verteringssappen.
Blaasjeskruid
1. insect raakt tastharen aan.
2. blaasjesval klapt open.
3. druk in blaasje is lager dan erbuiten, dus insect
wordt
naar binnen gezogen.
4. blaasjesval klapt dicht.
5. water in val wordt naar buiten gepompt, daardoor
wordt
de druk lager.
6. insect wordt verteerd door verteringssappen.
|