Verzorging
Algemene aanwijzigingen voor het kweken van
vleesetende planten:
- De meeste vleesetende planten houden van een natte
moerasachtige omgeving, dus zet je planten in een laag water tijdens de
groeiperiode.
Een diepte van 1 tot 5 cm regenwater is het beste, of gebruik
gedestilleerd
water of zacht kraanwater. Hard water is niet goed, want de minerale
zouten
hopen zich op in de grond en daar gaan de wortels van rotten.
- Gebruik nooit plantenvoeding zoals bv Pokon, want de
planten groeien van nature in zeer voedselarme moerasgrond. Dat is ook
de reden
waarom ze insecten vangen: die geven de planten voldoende voeding. Geef
de planten geen stukjes vlees, want hier gaan de vallen van rotten. Je
kunt
ze levende insecten voeren als ze binnen staan en er niet veel insecten
zijn, maar dat is niet noodzakelijk.
- Vleesetende planten worden gekweekt in een mengsel van
sphagnum mos veenturf en schoongewassen tuinbouwperliet of zilverzand
(bv speelzand uit de zandbak). Controleer dat de turf geen toegevoegde
voedingsstoffen
heeft, het moet zuur zijn. Verpot of splits je planten in de lente
voordat
de nieuwe groeiperiode begint.
- De meeste vleesetende planten houden van volle zon, waarin
ze hun beste kleur krijgen, bloemen en gezonde groei. De volgende
vleeseters moeten wat schaduw krijgen in hete zomerzon: Nepenthes,
Darlingtonia, Cephalotus, Drosera regia en Pinguicula.
- In de winter ondergaan sommige vleesetende planten, zoals
de Venus vliegenval, Sarracenia, en winterharde Pinguicula and Drosera,
een rustperiode. Geef tijdens deze periode de planten niet te veel
water
(net genoeg water om de compost vochtig te houden), om schimmelgroei en
rot
te voorkomen. Deze planten hebben een rustperiode nodig om bloemen te
produceren
in de lente en kunnen buiten gekweekt worden. Alleen bij hevige vorst
moeten
ze beschermd worden.
- Verwijder dode of bruine bladeren om schimmel te
voorkomen. Bladluis kan een probleem zijn in de lente op jonge
scheuten, maar die kunnen met de hand verwijderd worden of met een
kwastje dat je eerst in het plakkerige slijm van een zonnedauw hebt
gedoopt. Je kunt de planten ook bespuiten met water waarin je wat
afwasmiddel hebt toegevoegd.
Venus’ vliegenval 1 jaar oude zaailingen
Venus’ vliegenval, Dionaea
muscipula
De Venus Vliegenval (Dionaea muscipula) groeit in
de veengebieden van Noord en Zuid Carolina in de Verenigde Staten. De
plant houdt van volle zon, waarin de felle rode kleur van de vallen
zich het beste ontwikkelen. In de zomer houdt hij van een vensterbank
op het zuiden, en staat
hij graag in 2-5 cm regenwater. In de winter echter moet hij op een
koele
plaats staan, bv in een onverwarmde kas of serre, of op een koele
vensterbank op het noorden. De plant ondergaat dan een rustperiode en
de vallen kunnen doodgaan. De plant moet vochtig gehouden worden, maar
hij wil nu niet in een
laag water staan, anders kan hij gaan rotten. In de lente zal de plant
nieuwe
vallen gaan produceren, en dan kan de plant weer terug naar de
vensterbak op het zuiden en kan hij weer meer water krijgen. Als er
niet te strenge vorst
is kan de Venus Vliegenval het hele jaar door buiten worden gehouden op
een
zonnige plaats.
De Venus Vliegenval vangt insecten door zijn val snel dicht te slaan.
Aan de binnenkant van de val zitten nectarklieren, die samen met de
felle
kleuren de insecten aantrekken. Er zijn 3 triggerharen op beide kanten
van
de val. Als 1 van de haren 2 keer binnen 20 seconden wordt aangeraakt,
of
2 haren worden tegelijkertijd aangeraakt, dan slaat de val binnen een
seconde
dicht. De bewegingen van de insect die probeert te ontsnappen
stimuleren
de val om nog verder dicht te gaan en om verteringssappen te
produceren.
De insect wordt geplet doordat de achterkant van de val verder groeit
om
de randen goed dicht te krijgen. Zo wordt een soort ‘maag’
gecreëerd
waarin de verteerde voedingsstoffen uit de insect geabsorbeerd kunnen
worden.
Na 4 tot 10 dagen gaat de val weer open en de uitgedroogde insect
spoelt
uiteindelijk door regen uit de val.
Het is geen goed idee om de val met je vinger dicht te laten slaan,
omdat dit veel energie kost voor de plant waar hij geen maaltijd voor
terug krijgt. Een val kan ongeveer 6 keer dicht en weer open gaan
voordat hij afsterft. Je kunt de plant wel voeren met levende insecten
(ze moeten nog bewegen om de val volledig te stimuleren). Voer ze dus
geen stukjes vlees, dat gaat rotten. In de winter, als de plant koud is
of de vallen oud, is er veel meer stimulatie nodig om de val dicht te
laten slaan. De val werkt dan ook veel trager.
Als de plant volwassen is zal hij in de lente of zomer vanuit het
midden een bloem produceren. Snijd deze bloem af, behalve als je het
zaad wilt bewaren, omdat het de plant veel energie kost. Als de plant
ouder wordt zullen er
meer clusters vormen. Je kunt de plant dan splitsen als ieder cluster
goede
wortels heeft. Verpot deze clusters in een mix van 3:1 turf : zand.
Winterharde zonnedauwen (Drosera) en vetbladen (Pinguicula) kunnen op
dezelfde manier als de Venus Vliegenval gekweekt worden.
Trompetbekerplanten (Sarracenia)
De genus Sarracenia bestaat uit een groep
planten
die voor het grootste gedeelte gevonden worden in de zuidoosthoek van
de
Verenigde Staten. De meeste zijn lange trompetvormige planten, aar een
paar
soorten zijn veel korter. Sarracenia hebben passieve vallen, wat
betekent
dat ze geen snel bewegende delen hebben en de deksels gaan niet dicht!
Ze
vangen insecten door ze te lokken met nectar. De gladde zijkanten van
de
beker en de naar beneden wijzende haren zorgen er voor dat insecten die
naar
binnen zijn gekropen of gevallen, niet meer kunnen ontsnappen. Sommige
soorten
produceren een indrukwekkend scala aan chemicaliën, zoals
verteringssappen,
en insect narcotica. Andere soorten kunnen pas voedingsstoffen uit het
insect opnemen als bacteriën in de vloeistof van de beker het
insect verteerd hebben.
De meest bekende soorten zijn:
S. alata (bleke bekerplant)
S. flava (gele bekerplant)
S. leucophylla (bekerplant met witte bovenkant)
S. minor (bekerplant met hoed, zie illustratie → )
S. oreophila (groene bekerplant)
S. psittacina (papagaaibekerplant)
S. purpurea ssp. purpurea (paarse bekerplant)
S. purpurea ssp. venosa (zuidelijke Huntsmans Cap)
S. rubra (zoete bekerplant)
Sarracenia zijn gemakkelijk te kweken. Ik
gebruik
een mengsel van 4:2:1 turf : perliet : zand. Je kunt ook 1:1 turf :
zand
gebruiken. De planten worden het hele jaar nat gehouden: veel water in
de
zomer en vochtig in de winter. Verpot de planten in de winter, lente of
vroeg
in de zomer, als ze te groot zijn voor de pot.
Sarracenia houden van volle felle zon, zoals ze die zouden krijgen in
Florida. Dit betekent dat je ze niet in een terrarium kunt kweken
(behalve
als zaailingen). Als de bekers slap zijn en omvallen betekent dat dat
ze
niet genoeg licht krijgen. De bekers moeten zichzelf overeind kunnen
houden.
Sarracenia verwachten een lente, zomer, herfst en winter. Tijdens de
lente produceren volwassen planten bloemen. In de vroege zomer
produceren ze de bekers (S. leucophylla maakt een tweede lading bekers
later in het seizoen). In de herfst blijven de bekers zoals ze zijn
(sommige soorten maken dan bladeren die geen val vormen). In de winter
sterven de zomerbekers langzaam af en
de dode delen kunnen afgeknipt worden om rot te voorkomen.
Tropische zonnedauwen (Drosera)
De glinsterende dauwdruppels van de zonnedauwen
trekken insecten aan. Vliegen komen vast te zitten in de plakkerige
druppels slijm aan het einde van ieder tentakeltje. Door de bewegingen
die de vlieg maakt om los te komen wordt de plant gestimuleerd om de
tentakels om de vlieg
heen te vouwen. Als de vlieg hermetisch vast zit worden er
verteringssappen
gemaakt die de vlieg verteren, en dan worden de voedingsstoffen uit de
vlieg
opgenomen door de plant. De Kaapse Zonnedauw heeft de meest beweegbare
bladeren
van alle zonnedauwen: als hij een vlieg gevangen heeft draaien de
bladeren
verschillende keren om de vlieg heen! Tropische zonnedauwen zoals de
Kaapse
Zonnedauw (Drosera capensis) uit Zuid Afrika kunnen in huis gekweekt
worden
op een zonnige vensterbank. Als ze warm gehouden worden groeien deze
planten
het hele jaar door en hebben ze geen rustperiode nodig. Plant ze in een
mengsel van 3:1 turf : zand.
Tropische vetbladen (Pinguicula)
Tropische vetbladen zoals Pinguicula moranensis
uit Mexico ka nook op een zonnige vensterbank worden gekweekt. Deze
planten
houden ervan om een beetje droger gehouden te worden, dus plant ze in
een
mengsel van 1:1 turf : zand en geef ze vooral ’s winters niet te veel
water.
Tropische bekerplanten (Nepenthes)
De tropische bekerplantensoort Nepenthes groeit
in de hete vochtige jungles in het Verre Oosten, rond Borneo. Het zijn
klimplanten en de bekers worden gevormd aan uitsteeksels aan het einde
van ieder blad. De King Monkey Cup heeft de grootste bekers, tot 35 cm
in lengte en 15 cm breed, en maaltijden kunnen bestaan uit reptielen en
zoogdieren zo groot
als ratten! Nepenthes houden van een warme vochtige omgeving en koelere
nachten. Ze moeten dus in huis gekweekt worden in veel licht, maar niet
in direct
zonlicht. Besproei ze een of twee keer per dag met regenwater. Geef
regelmatig
water van bovenaf, maar laat ze niet in het water staan. Plant ze in
levend
sphagnum mos of een mengsel van 2:2:1 orchideen houtsnippers : perliet
:
turf. Ze komen hangend het best tot hun recht. Nepenthes doen het heel
goed
in een terrarium met lampen erboven, net zoals andere tropische
vleesetende
planten.
Zie ook Nepenthes Species en Hybrids
|